IJsselmeer-zeilen blijft toch wel een van mijn lievelings. Heerlijk om lange rakken te kunnen zeilen en we krijgen steeds meer handigheid in het kiezen van de gezellige havens (Iselmar bij Lemmer is een absolute afrader, komt in het lijstje ‘Regatta Center Medemblik’). Met windkracht 3 tot 5 hadden we ook niets te klagen. Tja, en toen belden zwager en schoonzus… Vanaf de Deense en Duitse waddeneilanden gingen zij weer terug richting vaste wal. Via Terschelling…
Johans blik werd dromerig. De mijne iets minder. Nee, we hadden een afspraak, hij had zijn ‘Vaarwijzer voor het wad’ nog niet eens uit. Maar ja, die blauwe ogen, het feit dat het voor hem toch wel een droom is/was… In Makkum verzekerde iedereen ons dat we altijd (eb of vloed) op Terschelling konden komen. Ok, ok, maar dan wel in twee etappes. En mét goede kaarten. Zo geschiedde.
Meer dan windkracht twee zal het niet gewaaid hebben toen we op maandagochtend vertrokken vanuit Makkum naar Kornwerderzand. Een spiegeltje glad IJsselmeer en dankzij ons formaat een plekje vooraan achter de bruine vloot in de sluis. We vervloeken de buitenboordmotor vaak, maar zo bij de sluizen maakt hij ons wel lekker wendbaar. Geen centje pijn in de sluis en een klein feestje aan boord van Frya: zout water! Genua omhoog, grootzeil omhoog en de rest maar volgen richting Harlingen over de Boontjes. Moeilijk? Nou nee.
Achteraf hadden we beter door kunnen zeilen naar Terschelling, maar Harlingen was de afspraak. Ongeveer een uur na hoog water vonden wij een plekje langs de kade in de Harlinger binnenstad. ‘We gaan nog verder zakken volgens mij hoor.’ ‘Ja, maar komt vast wel goed zo.’ Toch maar even nagevraagd. ‘We zakken nog ongeveer twee meter’, wist een buur ons te vertellen. ‘Ik zou maar bij een trapje gaan liggen als ik jullie was.’ Goed idee, gelukkig net op tijd om die raad op te volgen. Hele nieuwe gewaarwording: afhankelijk van de getijden!
En toen rekenen. En weersvoorspellingen lezen en bekijken. De wind zou niet ideaal zijn op de dinsdag, Piet Paulusma voorspelde slecht weer in de loop van de middag. Langs de kade adviseerde men ons om eind van de ochtend te vertrekken. Zwager Willem adviseerde juist een uur voor laag water te vertrekken, wat in dit geval nog voor zessen ’s ochtends zou zijn. Het werd de brug van 6.15 uur, vroeger kon simpelweg niet, nog net voor laag water uit.
Zes uur ’s ochtends namen we een besluit, ik zag nog een jacht zich klaar maken dus: los! Tussen de Pollendam en langs Grient kwam bij mij de spijt. Ik heb Johan vervloekt met zijn dromen en mezelf omdat ik er ingetuind was. Wind tegen stroom, niet leuk! ‘Dit is veel beter te doen dan het IJsselmeer’, aldus Johan. Maar ook hij moest zijn mening bijstellen. Elke derde golf klapte ons jachtje flink hard terug het water in. ‘De boel breekt!’ Ik vertrouwde het voor geen meter.
Na Grient konden we de zeilen hijsen en werd alles beter. Heerlijk. De Brandaris kwam steeds dichterbij en de nieuwe snelboot ‘Tiger’ voer rondjes om ons heen. (Wel grote rondjes, via Harlingen, maar hij is ons vaak voorbij gespoten.) Het laatste stuk van de de slenk haalden we de zeilen naar beneden, verder op de motor met stroom tegen. Schoot weinig op, maar het was nog vroeg. En dan Terschelling, bijna hoog water inmiddels. Bij binnenkomst in de haven recht vooruit een plekje vrij, langs de ‘doorgaande’ drijfsteiger. Geen meerpalen, dat was even wennen. Bij het aanleggen zag ik een kwal onder de punt van de boot door zwemmen. ‘Há, een plastic zak’, was mijn eerste gedachte. Maar ik verbeterde mezelf snel. Zout water!
En dan ben je op een eiland en dan is het vakantiegevoel ultiem. Strand, zeelucht, blauw-groene zee. Wat heerlijk. Het werden twee fijne dagen, samen met zwager, schoonzus en hun dochter van bijna drie. We waren graag langer gebleven, maar vrijdag draaide de wind in ongunstige richting dus donderdag gingen we terug. Opgezeild met de Feeling 416 van zwager en schoonzus, prima bij te houden en zelfs voor te blijven bij wat minder wind. Bij meer wind een steeds kleiner wordend stipje. De terugweg was zoals onze eerste ervaring zou moeten zijn, echt heerlijk. De kaart op schoot en rekenen waar we af konden snijden, gewoon een beetje oefenen. Wel een lange rit, terug naar Akkrum. Leer voor de volgende keer: wel om de beurt een stuk gaan zeilen. (Niet omdat Johan dat nou zo vervelend vond, maar wel omdat ik me zo verveelde.)
Zeehonden gezien? Misschien. Zout water geroken? Nee, want die geur zijn we gewend. Voor herhaling vatbaar? Jaaah! Frya, onze Jouet Sheriff 600, kon het prima hebben. Al geeft zeereling waarschijnlijk een veiliger gevoel. En een marifoon aan boord zou ook niet onverstandig zijn (langs Grient had T-Mobile geen ontvangst en we hebben beide T-Mobile). Deze winter leren – Klein Vaarbewijs 1, Marifonie – en ondertussen (tja) sparen voor iets groters. We hebben de smaak te pakken.